Het Thaise Koninkrijk is sinds 1238 een onafhankelijke natie waar verschillende koningen hebben geregeerd, zoals te lezen valt onder geschiedenis. In 1932 werd Thailand een constitutionele monarchie, te vergelijken met die in Groot-Brittanië. In de nationale verkiezingen worden tegenwoordig de 500 leden van het House of Representatives en de premier gekozen. De premier kiest weer de 200 leden van de Senaat.
De premier is het hoofd van de regering en de koning is het staatshoofd. De koning heeft weinig directe macht en is meer een symbool van nationale identiteit en eenheid. Het House of Representatives heeft de meeste wetgevende macht. In totaal doen er tien politieke partijen mee aan de verkiezingen. Slechts vier hiervan (de Democraten, New Aspiration, National Development en Thai Nation Parties) krijgen doorgaans het overgrote deel van de stemmen.
Staatsgrepen en verkiezingen
De afgelopen jaren zijn er meerdere militaire staatsgrepen gepleegd waardoor de politieke situatie in Thailand een stormachtige tijd doormaakt.
Ondanks de instelling van een parlementaire democratie vonden er nog regelmatig staatsgrepen plaats. Zo werden er in 1992 massale protesten gevoerd tegen de militaire leider Suchinda Kraprayoon, die pas zes weken aan de macht was. De koning ondersteunde deze en Suchinda werd afgezet. Tijdens de volgende verkiezingen kwam de Democratische Partij van Chuan Leekpai aan de macht die zorgde voor vijf jaar relatieve rust in de tent.
In 2001 kwam de partij Thai Rak Thai ('Thais houden van Thais') van de telecom-miljardair Thaksin Shinawatra aan de macht. Bij de verkiezingen in februari 2005 wist Thaksin zelfs een nog grotere meerderheid in het parlement te verwerven. Deze overwinning had hij mede te danken aan de tsunami van 2004 die een enorme ravage aan de Anadamanse kust aanrichtte en duizenden doodde veroorzaakte. Thaksin zorgde voor een snelle opbouw en beloofde voorspoed in deze regio en op het platteland.
Maar Thaksin bleek lang niet populair. Een jaar later ontstond een opstand van de stedelijke middenklasse. Deze beschuldigde Thaksin van machtsmisbruik, omdat hij zijn familiebedrijf belastingvrij had verkocht aan een Singaporese investeringsmaatschappij. Verkiezingen volgden maar deze werden ongeldig verklaard. Na enkele maanden van politieke impasse greep het leger in september 2006 de macht onder leiding van Generaal Sonthi Boonyaratglin. Koning Bhumibol bevestigde de situatie met een koninklijk besluit.
Verkiezingen op 23 december 2007 werden gewonnen door de Phak Palang Prachachon (PPP). Vanaf 6 februari 2008 regeerde een kabinet onder leiding van Sundaravej van de PPP over Thailand. Tot 9 september 2008 mocht Sundarajev zich premier noemen toen moest hij vanwege een ongeoorloofde bijverdienste opstappen. Partijgenoot Wongsawat nam op 17 september zijn functie over.
Somchai Wongsawat werd op 17 september 2008 door het parlement tot premier verkozen en op grond daarvan op 18 september door de koning benoemd. Op 25 september werd het kabinet-Wongsawat door de koning ingezworen. Maar de PAD, Volksalliantie voor Democratie, accepteerde dit niet. Daarop volgden demonstraties, waaronder de bezetting van de Luchthaven in Bangkok in november 2008.
Op 2 december 2008 oordeelde het constitutionele orde dat de PPP in 2007 verkiezingsfraude had gepleegd. Wongsawat trad af en partijgenoot en interimpremier Chanweerakul nam het stokje over. Op 17 december 2008 werd hij weer vervangen door premier Abhisit Vejjajiva van de oppositionele Democratische Partij.
Economie
In de jaren '80 groeide de Thaise economie zo hard dat Thailand in 1990 een NIC (newly industrialised country) werd genoemd. Het Thaise succes bleek echter grotendeels gefinancierd met buitenlands geld en de lonen en rente begonnen de pan uit te rijzen. In 1997 kwam het land, net als veel andere landen in Zuidoost-Azië, in een zware recessie terecht. De Thaise economie krabbelde rond het jaar 2000 uit het dal en is sindsdien groeiende. De consumenten besteden steeds meer geld en de export naar China neemt toe.
De economie draait voornamelijk op het toerisme en de landbouw. Ongeveer veertien procent van de Thaise export is agrarisch. Thailand is de grootste exporteur van rijst en rubber in de wereld! Maar liefst 55 procent van het land wordt gebruikt voor het verbouwen van rijst. Daarnaast is het land ook een grote exporteur van tapioca, kokosnoten en elektronische apparaten. Bovendien is Thailand de grootste producent van auto's in Zuidoost-Azië. Afzetlanden zijn vooral de Verenigde Staten, Japan en Singapore.
Tegenwoordig is Thailand de op twee na grootste economie van Zuidoost-Azië. Ondanks tegenslagen als de uitbraak van SARS en de tsunami in 2004, is er nog steeds een economische groei van bijna 5 procent. Bangkok is duidelijk het centrum van de Thaise economie. Vrijwel alle hoofdkantoren van grote (internationale) bedrijven zijn hier gevestigd, mede doordat het zo'n goeie uitvalsbasis voor de rest van Zuidoost-Azië is.