De meeste mensen kennen de Karen van hun ijzeren nekringen. De bergstam heeft de bijnaam longneck en is waarschijnlijk de meest opvallende en bekende stam van heel Zuidoost-Azië. Maar de vrouwen met de giraffennekken zijn eigenlijk maar een kleine subgroep van de Karen, ze horen bij de Padaung.
Dat de vrouwen een lange nek hebben is een illusie. Onderzoek heeft uitgewezen dat de vrouwen niet hun nek oprekken. Ze duwen hun sleutelbeen juist naar beneden wat het effect van een lange nek geeft. Met het ritueel wordt soms al op vijfjarige leeftijd begonnen. Elk jaar komt er een nieuwe ijzeren ring bij. Het kan oplopen tot wel twintig stuks.
Er zijn verschillende verklaringen voor het dragen van de ringen. Zo zouden de nekringen de vrouwen beschermen tegen tijgers, die hun prooi bij de nek vangen. Maar het verhaal gaat ook dat ze de nekringen droegen om op te vallen. Belangrijk tijdens stamoorlogen want na een ontvoering kon een Padaung vrouw makkelijk teruggevonden worden.
De Padaung
De Padaung is maar een klein onderdeel van de Karen. Hoewel het grootste deel van de Karen in Myanmar leeft, is het ook de grootste bergstam van Thailand. De Karen telt meer dan 300.000 leden in Thailand, voornamelijk in het noorden van het land. Daarnaast zijn er ongeveer acht miljoen leden in Myanmar. Het exacte aantal is moeilijk te achterhalen.
Er zijn ongeveer 6000 Padaung, maar de nekringen maken de vrouwen zo opvallend dat er weinig aandacht aan de anderen Karen-groepen wordt besteed.
Over het algemeen zijn de Karen te herkennen aan hun tunieken met diepe V-halzen. De meest felle kleuren komen voorbij. Ongetrouwde vrouwen dragen een witte variant. Er zijn ook Karen vrouwen die hun oorlellen stretchen door middel van oorringen. Ieder jaar wordt er een nieuwere grotere ring aangebracht waardoord de oorlel wijder wordt.
Hechte gemeenschap
Oorspronkelijk leefden de Karen volgens het animisme, voorouderverering. In de loop der jaren zijn velen overgestapt naar het christendom of het boeddhisme, of een mix hiervan. Het zijn hechte gemeenschappen. Traditioneel wonen ze met de hele familie in bamboe paalwoningen, maar tegenwoordig is beton steeds gebruikelijker.
Net zoals veel andere bergvolken in de regio verdienden de Karen hun kost met de teelt en verkoop van opium. Dat is echter officieel verboden. Op dit verbod wordt steeds strenger toegezien. Veel Karen zijn daarom overgegaan op de verkoop van handgemaakte souvenirs. De vrouwen staan bekend om hun uitstekende weefkunsten.
Helaas zijn veel Karen-dorpen, en dan vooral de Padaung, tegenwoordig doelwit van grootschalige toeristenexcursies. Vanuit Myanmar worden trekkings aangeboden. Erg authentiek is het dus allemaal niet meer. Maar voor wie daar maling aan heeft, is het bijzonder fascinerend.